Ondernemers in klimaatverandering: geld verdienen is oké, impact maken belangrijker. Drie voorbeelden

Ondernemers in klimaatverandering: geld verdienen is oké, impact maken belangrijker. Drie voorbeelden

Directeur Theo de Jong van Frisian Motors: ,,We denken altijd na of het beter kan. Ik bekijk nu of we al onze onderdelen in Europa kunnen laten maken.” – Foto: Rens Hooyenga

Door klimaatverandering gaat onze leefwereld naar de knoppen. Dus hebben we geen keus. We moeten ons in bochten wringen om de opwarming tegen te gaan. Dat biedt ook kansen voor ondernemers, zo horen we steeds meer. En dat klopt.

De miljarden vliegen je om de oren wanneer je luistert naar het klimaatdebat. Dan gaat het vaak over wat het kost om de opwarming onder de 2 graden Celsius te houden. Steeds meer hoor je ook over de bulten geld die klaarliggen om in opwarmingwerende maatregelen te steken. Subsidies wachten, een groeiend aantal investeerders toont interesse.

Logisch. Bij de zekerheden in het leven hoort tegenwoordig namelijk ook dat we kapotgaan als we niets doen. ‘Stilstand is achteruitgang’ in optima forma. Die realiteit dringt diep door. Waar het pakweg tien jaar geleden allemaal wel moest, maar zeker niet te veel mocht kosten, hebben we het punt bereikt waarin het tijd is om all-in te gaan, om te redden wat er te redden valt.

Voor ondernemers betekent dat een paar dingen. Allereerst is het investeren geblazen in het eigen bedrijf. Zorgen dat de energieconsumptie afneemt is de eerste stap, zelf energie opwekken een volgende. Dat levert een beetje winst op voor het klimaat, maar nog meer voor de onderneming zelf. Nu niet in beweging komen op de duurzaamheidsladder is straks de tent sluiten. Jonge professionals willen niet aan de slag bij een bedrijf dat de klimaatproblemen aan zijn laars lapt. Consumenten laten in toenemende maten producten en diensten van zulke bedrijven links liggen.

Een eind verder op het spectrum van klimaatafwegingen, bevinden zich de ondernemers die zich met hart en ziel storten op manieren om de opwarming tegen te gaan. Ze zijn er die zichzelf opnieuw uitvinden en hun hele bedrijf omgooien omdat zich nieuwe kansen aandienen. Het klimaat kan zelfs het startpunt zijn van het ondernemerschap: eerst een missie, daarna een verdienmodel bedenken.

Verdienmodel is essentieel

Dat verdienmodel is essentieel. Om de aarde te redden moeten we ook haar slijk inzetten. Steunmaatregelen vanuit Europa, Den Haag, provincies en gemeenten zijn alleen effectief als ze worden gebruikt als hulp bij het oversteken; van de oude naar de nieuwe economie. Maar het échte werk op de langere termijn zullen de ondernemers zelf moeten doen. En dan willen ze er wel een cent aan overhouden.

Zo bezien heeft het bedrijfsleven een zelfreinigend en klimaatbesparend vermogen. Om relevant te blijven of te worden, om ouderwetse euro’s te kunnen blijven verdienen, móéten bedrijven wel iets aan het klimaat doen. De vraag is alleen: hoeveel en waarin? Te vroeg te veel brengt risico’s van een te lege kas. Te laat te weinig is een recept voor de ondergang. Ergens daartussenin dus graag.

De winnaars van de toekomst zijn de ondernemers die vroeg in beweging komen. Dat betekent af en toe ook gokken. Wordt waterstof dé energiedrager van straks? Als dat zo is, kunnen we nu al wat winnaars aanwijzen. Gaan we onze eigen windenergie maken? De ondernemers die zich daarop storten gaan daarvan uit. Is bioplastic het materiaal van de toekomst? In Emmen hopen ze het vurig.

Ondernemen is risico’s nemen. Wie dat op tijd doet is in staat een voorsprong op te bouwen op de concurrenten die te lang drentelen. In Noord-Nederland zijn heel veel goede voorbeelden te vinden. Ondernemers die klimaat en duurzaamheid jaren geleden al ombouwden tot verdienmodel. Bedrijven die expert zijn in het vinden van de juiste steunmaatregelen, concerns die het beste gebruikmaken van de expertise bij de onderwijsinstellingen. Zij hebben gedurfd en zijn klaar voor wat zeker komen gaat.

Fabriek voor elektrische wagens in Bakkeveen draait vol door

Ze zijn 100 procent elektrisch, totaal customized en zien er gewoon cool uit. Niet raar dus dat de Utility Task Vehicles (UTV) van Frisian Motors in Bakkeveen gretig aftrek vinden.

Het klimaat en de lopende rekening gaan gelijk op bij Frisian Motors. Hoe meer wagens er worden verkocht, des te groter de CO2-besparing op aarde. En dat is meer dan ‘mooi meegenomen’ voor directeur Theo de Jong. Die besloot een jaar of twaalf geleden al dat hij iets met duurzaamheid wilde, vooral na het zien van Al Gore’s film An unconvenient truth. Omdat hij dat thema belangrijk vindt en omdat het onmiskenbaar een groeimarkt is.

De beweegredenen om zijn voertuigen aan te schaffen zijn in die twaalf jaar zo’n beetje omgekeerd. ,,Ik begon zeg maar in het tijdperk Prius. Voor veel klanten was de grootste aantrekkingskracht het comfort – minder geluid en uitlaatgassen in de stal – minder onderhoud en minder brandstofkosten. De winst voor het klimaat was mooi meegenomen. Nu is het dikwijls andersom.’’

De belangstelling (en angst) voor de opwarming van de aarde levert hem nieuwe klanten op. Instanties als landschapbeheerders en natuurclubs kunnen niet meer met goed fatsoen met een diesel door de bossen vlammen. Dat is ook goed nieuws voor het klimaat én voor het bedrijf van De Jong. ,,Al met al is het verschil met de beginjaren groot. Verkopen gaat veel makkelijker dan toen.’’

Een kek karretje

Frisian Motors fabriceert een kek karretje dat – voor mensen die het iets zegt – doet denken aan een John Deere Gator. Het gebruiksdoel is ook hetzelfde: makkelijk mensen en spullen over korte afstanden verplaatsen, al dan niet over ruig terrein. Moderne landbouwers kiezen voor de Friese wagen, campingeigenaren ontdekken het gemak ervan, hele natuursafari’s worden erin aangeboden, strandpaviljoens zijn er dol op.

Vorig jaar opende zich een heel nieuwe klantenwereld vanwege opnieuw een natuurprobleem: stikstof. ,,Die crisis is voor ons een soort zegen. We krijgen opeens veel aanvragen van bouwbedrijven die hun mensen en spullen ermee over de bouwplaats willen rijden. Komend jaar groeien we hard alleen maar omdat een grote verhuurder onze wagens gaat aanbieden in verschillende Europese landen. Dat geeft een kick, ook omdat je weet dat de brandstofwagens daardoor stilstaan en niets uitstoten.’’

Voor De Jong zelf is het klimaat ook steeds belangrijker. ,,Natuurlijk hebben we hier zonnepanelen en overal LED, maar we denken altijd na over hoe het nog beter kan. Ik bekijk nu of we al onze onderdelen in Europa kunnen laten maken. Nu komen die nog uit zestien landen in de wereld.’’ Dat is niet zomaar gefikst. ,,Wij doen het stap voor stap, zoals het hele bedrijf stap voor stap is gegroeid.’’

Het begon allemaal met een zitmaaier. ,,Ik zocht een elektrische en vond er één in China. Die heb ik besteld en uiteindelijk compleet gestript en omgebouwd. Na een zomer vol testen en bijstellen deed hij het geweldig en na een uitnodiging om op de agrarische beurs te komen én een groot artikel in de Leeuwarder Courant , kreeg ik plots veel vraag. Toen werd het van hobby werk.

De zitmaaiers verkoopt hij inmiddels niet meer, net als shovels die een paar jaar later kwamen. ,,Achteraf gezien waren dat leuke projecten. Niet meer. Ik ontdekte al snel dat de echte toekomst zat in die UTV’s. Een jaar of drie geleden concludeerden we dat we vooral goed zijn in speciaalbouw. Sindsdien kun je via onze site je wagen helemaal naar smaak aanpassen op één van de vier standaard onderstellen. Dat werkt heel goed, zeker ook omdat we steeds meer opbouwen maken, zodat ze ook als werkvoertuigen geschikt zijn.’’

CO2 besparen en groeien. Het gaat heel goed samen. Van de Friese wagens rolden er afgelopen jaar 150 van de band, volgend jaar zijn het er 240 en het einde is nog lang niet in zicht. ,,We denken nu over een voertuig voor The last mile , de bezorging van goederen in binnensteden. En er komen vast nog meer mooie ideeën om brandstof om te ruilen voor elektrisch.’’

CEO Ludo van Hijfte (links) van Carbon Collectors met compagnon Haije Stigter: ,,CO2 wordt steeds zwaarder beprijsd. Onze dienst wordt daardoor steeds aantrekkelijker.” – Foto: Nienke Maat

‘Van Gansewinkel-principe’ voor CO2

We hebben de afgelopen decennia heel wat gasvelden onder de Noordzee leeggepompt. Die velden zijn ideaal om CO2 in op te slaan. Het Groningse Carbon Collectors bedacht een ingenieuze manier om dat te doen. Het wil daarmee een grote impact hebben in de strijd tegen klimaatverandering.

Simpel uitgelegd: verzamel het CO2, sla het op in een duwbak, vaar het naar een leeg gasveld en pomp het erin. Carbon Collectors verfijnde die werkwijze tot een ontzorgprincipe en is na jaren van ontwikkeling bijna klaar om het eerste schip te laten varen. ,,In 2025 kunnen wij operationeel zijn’’, zegt CEO Ludo van Hijfte zelfverzekerd.

Dat mag ook. De interesse in het systeem is groot. Carbon Collectors heeft al afspraken gemaakt voor voldoende opslagcapaciteit in lege gasvelden om de eerste projecten te kunnen realiseren. En dat is pas het begin. ,,In 2030 willen we jaarlijks 6 miljoen ton opslaan onder de Noordzee. Dat komt neer op 4 procent van de totale Nederlandse uitstoot. Maar onze techniek is schaalbaar en kan in de hele wereld worden toegepast waar lege gasvelden voorhanden zijn.’’

Van Hijfte bedacht de oplossing samen met technisch directeur Haije Stigter. De twee weten waarover ze praten. Ze kennen elkaar van hun carrière bij de NAM. In wezen doen ze nu het tegenovergestelde van toen. Niet gas eruit halen, maar erin pompen. Met een team van tien mensen werken ze vanuit Groningen hard aan de verwezenlijking.

Dat doen ze vooral samen met partners, zoveel mogelijk in Noord-Nederland. Zo wordt in Delfzijl gewerkt aan een speciaal duwschip om het CO2 naar de gasvelden op zee te vervoeren. De drukvaten zijn van Leeuwarder makelij. Dat is meteen het grootste verschil met andere manieren om CO2 op te slaan. Die verlopen in Nederland meestal via pijpleidingen. Stigter: ,,Dat werkt ook prima, alleen is het minder flexibel en langzamer. Wij willen een directe oplossing bieden voor bedrijven die toch iets moeten met hun CO2. Het grote voordeel is dat als een gasveld volgepompt is we direct naar een nieuw veld kunnen varen. En als de emissies van een bedrijf minder worden of ophouden, dan passen wij ons daarop aan. Dat kan met een pijpleiding niet.’’

Uitgekiend technisch proces

De uitstoot van CO2 wordt steeds duurder, nog afgezien van de bijkomende klimaatopwarmingsellende die het kooldioxide veroorzaakt. Carbon Collectors bedacht een systeem om bedrijven optimaal te bedienen. Van Hijfte: ,,Wij noemen dat het Van Gansewinkel-principe. We zorgen voor een lege duwbak bij een fabriek, komen hem ophalen als hij vol is en zetten direct weer een lege neer. De afvang van CO2 doet een fabriek meestal zelf, maar ook daarbij kunnen we helpen. We willen een zo groot mogelijke impact maken om klimaatverandering tegen te gaan. Dat is ons doel.’’

Achter die schijnbaar simpele logistiek zit een uitgekiend technisch proces. Zo wordt het CO2 op precies de juiste lage temperatuur vervoerd zodat het exact de goede vloeibare eigenschappen heeft om in een aardgasveld te kunnen worden gepompt. Bij de afvanglocatie scheidt Carbon Collectors eerst water en zuurstof van het CO2. Op de offshore-locatie wordt een laadtoren (tower loading unit ) geplaatst – gelijkend op die van gaswinning – die na gebruik naar een volgende locatie kan worden verplaatst. En uiteraard worden de opslagvelden nauwlettend gemonitord.

Het gaat snel de goede kant op voor de Groningse oplossing. Wekelijks groeit het aantal Noordwest-Europese bedrijven dat in gesprek gaat met Carbon Collectors. ,,De beslissing is genomen, CO2 wordt steeds zwaarder beprijsd. Onze dienst wordt daardoor steeds aantrekkelijker. Binnen een paar maanden openen grote, Europese subsidierondes. Ik verwacht dat we dan de eerste grote projecten met bedrijven gaan doen.’’

Harry Müller van Q-Blue uit Emmen: ‘Nu hergebruiken we meer dan 60 procent van de energie in warm water.’ – Foto: Jan Anninga

Warmtewisselaars uit Emmen

Zo logisch dat je het zelf had kunnen bedenken. Q-Blue in Emmen is daar zo’n voorbeeld van. Het bedrijf maakt douchewater-warmtewisselaars die jaarlijks honderden euro’s, kilo’s CO2-uitstoot en megawatts aan energie besparen.

‘Het is eigenlijk een simpel principe dat in elk nieuwbouwhuis verplicht zou moeten zijn. Dan zouden we een substantiële reductie van de CO2-uitstoot realiseren. Nu gooien we warm water zo het riool in. Dat is gewoon zonde.’’ Dat zegt directeur Harry Müller. Zeven jaar geleden zag hij de potentie van het product, waarvan er in Europa inmiddels 100.000 zijn geïnstalleerd. Hij haalde de douchepijp uit het pakket van de failliete voorganger van Q-Blue en begon aan een uitgekiend verbeterproces. ,,De efficiëntie van onze producten is sterk verbeterd, net als het productieproces. Nu zijn we klaar om snel uit te breiden. Ik verwacht ook dat dat nodig zal zijn als straks de bouwbesluiten in verschillende landen een vorm van warmtewisseling gaan verplichten.’’

Q-Blue produceert koperen buizen die als afvoerpijp fungeren. Om die buizen heen zit weer een andere koperen buis waardoor het water naar douche, tapkraan en bad loopt. Zodoende wordt het aanvoerwater direct voorverwarmd en hoeft het verwarmingsapparaat het aanvoerwater lang niet zoveel te verhitten als bij een conventioneel systeem.

Warm afvoerwater

,,Het principe is eenvoudig en bestaat al lang, wij hebben het geperfectioneerd. Nu hergebruiken we meer dan 60 procent van de energie in warm afvoerwater. Daarmee bespaart een gezin elk jaar 225 kilo CO2-uitstoot. Moet je je eens voorstellen hoeveel dat scheelt als elk huishouden een warmtewisselaar heeft. Bij gasgestookte ketels besparen we veel, bij warmtepompen is dat nog meer.’’

Het bedrijf in Emmen groeide sinds 2016 jaarlijks tussen de 15 en 20 procent. Partners in Europa zijn daarin belangrijk. ,,Grote jongens bieden ons systeem aan. Onze portfolio breiden we ook continu uit. Zo zijn we niet alleen relevant in nieuwbouw, maar hebben we ook oplossingen in de renovatiebouw. Je kunt tijdens het verbouwen van de badkamer een pasklaar systeem achter de muur plaatsen, een beetje net als bij een reservoir van een hangtoilet. Dat is echt een veelbelovende noviteit.’’

Geld verdienen is één ding, impact maken is belangrijker voor Müller. ,,In mijn visie gaat het één niet zonder het ander. Q-Blue moet winst maken om te kunnen blijven investeren in steeds betere systemen en processen. Zo maken we de grootste impact, en dat is waar het uiteindelijk om gaat, om het meehelpen aan het terugdringen van de CO2-uitstoot in de wereld.’’

Jean Paul-Taffijn (Journalist)

Jean Paul-Taffijn (Journalist)

Geplaatst op: 11 december 2021

[GA TERUG]

Geef uw reactie:

Je e-mailadres wordt niet bij je reactie gepubliceerd. We verwerken je reactie alleen om je eenmalig op de hoogte brengen van plaatsing of afwijzing van je reactie. Je naam wordt alleen geplaatst bij de reactie. Deze wordt verder niet verwerkt.