Waterstof, energietransitie, gasloos leven, het nieuwe produceren, watertechnologie, recycling, 5G, gezond ouder worden. Het lijkt soms wel of Noord-Nederland één groot, levend laboratorium is. Was het maar zo, zegt Jan Post. De hoogleraar Digitaal Produceren ziet nog te veel proeftuintjes die los van elkaar werken.
Brainport. Wat het precies is, weet niemand, dat het alles te maken heeft met high tech in de omgeving Eindhoven, is duidelijk. Het is een merk geworden dat groots wordt uitgevent (bijvoorbeeld op de shirts van de voetballers van PSV). Het lijkt een entiteit, met een deur waar je kunt aankloppen. Maar dat is het helemaal niet. Toch werkt het en iedereen kent het.
,,Zoiets zouden wij in Noord-Nederland eigenlijk ook moeten hebben’’, zegt Jan Post. Hij is hoogleraar Digitaal Produceren aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) maar verdiende zijn sporen vooral bij Philips – als je het over Brainport hebt – waar hij decennialang verantwoordelijk was voor de ontwikkeling van nieuwe producten en de route naar ‘smart manufacturing’. Hij is ook nadrukkelijk betrokken bij de Europese Digitale transformatie die zo’n beetje samenvalt met de Noordelijke Smart Industry Fieldlabs en Hub.
,,Proeftuinen zijn op zichzelf natuurlijk een goed idee. Je kunt er dingen uitproberen die anders misschien op de plank blijven liggen. Je creëert er als het goed is verbindingen tussen bedrijven en onderwijs, tussen ondernemerschap en onderzoek. En wanneer het goed wordt aangepakt en meezit, dan trek je er bedrijvigheid en dus werkgelegenheid mee. Daar kan niemand tegen zijn.’’
Dan is dus de vraag: wordt het goed aangepakt in het Noorden? Post zegt: het is niet slecht, maar het kan beter. En dat heeft met een aantal dingen te maken. Om te beginnen het gevaar van eilandvorming. Als je iets met water wil, moet je in Friesland zijn. Voor waterstoftechnologie kun je beter in Groningen buurten. Chemie is meer een Drents ding. Om er maar eens een paar te noemen.
,,De innovatielabs, de proeftuinen, dat zijn voorbeelden van politieke keuzes”
,,Het zijn allemaal proeftuinen waar fantastische dingen worden bedacht, waar onderwijs en onderzoek actief meedoen en waar de overheid een belangrijke steen bijdraagt. Die befaamde triple helix dus. Als je ver van bovenaf kijkt zijn het wel allemaal kleine entiteiten die bezig zijn met hun eigen doelen. Dat is mooi, maar nog mooier is het om de samenwerking op te zoeken. Als dat beter lukt, dan heeft het Noorden er nog veel meer aan.’’
Post maakt onderscheid tussen politiek gedreven keuzes en technologie als pushfactor van innovaties. Of beter gezegd: dat onderscheid is er, maar zou soepel weggewreven moeten worden. ,,De innovatielabs, de proeftuinen, dat zijn voorbeelden van politieke keuzes. Van bovenaf is besloten dat het goed zou zijn als die in het Noorden gevestigd worden, dat daar onderzoekers en bedrijvigheid samen aan een thema gaan werken.’’
,,Loodrecht daarop staat de ontwikkeling van technologie. Die zorgt op zeker moment óók voor innovatie. En die ‘key enabling technologies’ gaan over de proeftuinen heen. Die kunnen in wezen in al die proeftuinen gebruikt worden. Kijk bijvoorbeeld naar de digitalisering, de digitale transformatie zie je overal en is dus eigenlijk onafhankelijk van een specifiek onderwerp. Wat je wil, is dat die door technische ontwikkeling gedreven innovaties meteen in alle innovatielabs hun weg kunnen vinden. En wat je wil, is dat dat logisch is. Dat de labs van elkaar weten welke ontwikkelingen er zijn en wat ze van elkaar kunnen leren.”
,,Samen sta je sterk en op die manier kan je veel meer tractie genereren en zichtbaarheid: als je wilt samenwerken moet je zichtbaar zijn en voldoende volume hebben. Daar schort het nu soms aan, Met als gevolg dat, bijvoorbeeld, in de watertechnologie min of meer aan dezelfde technologische onderwerpen wordt gewerkt als in het cluster Healthy Ageing bijvoorbeeld. Dat is zonde. Zo verlies je de tractie die je had kunnen vinden. Ik zeg niet dat dit altijd fout gaat. Het kan alleen beter.’’
Voor Jan Post, die krap zes jaar geleden zijn leerstoel betrad, ligt zo’n intensere samenwerking voor de hand. ,,Kijk, Philips is zelf ook te klein om het thema digitalisering helemaal alleen te trekken. Dus wat doen we dan? De samenwerking opzoeken in de regio en ook in Europa. En juist niet met bedrijven die hetzelfde doen. Je leert veel meer van ondernemingen die radicaal anders te werk gaan en in andere domeinen aan dezelfde technieken werken. Dat geldt dus ook voor de proeftuinen in het Noorden. Als je sneller vooruit wil, als je ons landsdeel internationaal beter op de kaart wilt zetten, dan moet je elkaar, en de diversiteit, meer opzoeken, meer samenwerken en je gezamenlijk profileren.’’
Terug naar Brainport. Dat is een voorbeeld van hoe dat samenwerken kan en vooral hoe innovatiekracht kan worden uitgeserveerd. Post: ,,Daar zijn ook allerlei thema’s waaraan wordt gewerkt in innovatielabs. Maar: technologie is bij al die labs de drijvende kracht achter de innovaties. Dus is die technologie is het uithangbord geworden. Dat werkt heel goed. Ook internationaal. Je verhaal is zo helder: ‘Wij ontwikkelen hier van alles, maar technologie is steeds de motor’.’’ Brainport wordt nu gezien als de meest innovatieve regio in Europa, dat kwam niet vanzelf, daaraan is hard gewerkt.
Zo’n soort overkoepelend verhaal ontbreekt in Noord-Nederland. Dat is niet zo raar. Waar Brainport is geconcentreerd om één stad en provincie, moet het Noorden werken met drie verschillende provincies, met nog meer gemeenten. Met verschillende doelen dus, verschillende subsidiestromen, verschillende wensen. Dat maakt het lastig maar niet minder belangrijk.
,,Integreren is moeilijker dan differentiëren. Maar ook belangrijker. Het begint bij een overkoepelende strategie. Wat wil je als Noord-Nederland. Hoe positioneer je je regio in Europa. Wat heb je te bieden? Als je in je gereedschapskist een enorme waaier aan verschillende thema’s hebt, dan verkoopt dat lastig. We moeten onszelf afvragen wat ons bindt, waar we op in willen zetten. Wat willen we bereiken? Meer werkgelegenheid? Meer bedrijvigheid? Hoeveel dan? Daar moeten we één grote visie van maken. Zo krijg je de navigatie naar de toekomst die je nodig hebt, de eerste beslissing die alle besluiten daarna beïnvloedt. Dat heet in mijn vakgebied Pad-afhankelijkheid en dat komt ook in de economie voor, daar ging mijn oratie over.”
Het kan, maar het gaat niet vanzelf. ,,Ik vind de ‘Universiteit van het Noorden’ waar de president van de RUG de boer mee op gaat, een goed plan, een teken dat het besef er is dat we elkaar moeten opzoeken. De Innovatielabs blijven een prachtig onderdeel waar echt goede bruikbare dingen bedacht worden. Verbind ze meer met elkaar en hang ze onder een hoger plan voor het Noorden en we worden nog veel krachtiger. Dat is hard nodig als we ertoe willen doen. In Nederland en in Europa.’’
Foto’s: Pepijn van den Broeke